#perfect bestaat niet

Open mijn Instagram-pagina en je ziet welgeteld nul foto’s van de keren dat ik met waterige oogjes en een snotneus op de bank hing, omdat ik verkouden was. Je ziet foto’s van mijn vakantie, mooie bloemen en mijn grappige kat. Weinig mensen laten op social media hun mindere of zelfs slechte tijden zien. En ik doe daar net zo hard aan mee.

Op zich niks mis mee, want wie zit er te wachten op andermans misère? Als je een bekende tegenkomt op straat en vraagt hoe het gaat, verwacht je toch een ‘goed, met jou?’ en niet een uitgebreid relaas over burenruzies, kinderen met griep en een kapotte auto? Heel eerlijk: ik zit daar niet op te wachten. Op Instagram vind ik het fijn om te kijken naar mooie foto’s en een foto van een lelijke rooie loopneus zou dat patroon doorbreken.

Een heel ander verhaal is de werkelijkheid. De werkelijkheid van vriendschap en familie. Van dat wat écht belangrijk is in je leven. In tegenstelling tot een oppervlakkige, vluchtige ontmoeting op straat of een volger op Instagram. Natuurlijk kunnen die elkaar overlappen, maar echt contact betekent zo veel meer. Wanneer een vriendin bij je komt eten en vraagt hoe het met je gaat, verwacht ze niet alleen een ‘goed, met jou?’ te horen. Ze is oprecht benieuwd naar je ervaring, gevoel en mening. Misschien is ze wel bezorgd om je. Omdat ze jou zo goed kent, dat ze voelt dat er iets is. Maar als jij niet zegt wat dat is, kan ze jou ook niet helpen. Of in ieder geval met je meeleven en je steunen. Want dat is wat vrienden doen. Steun van vrienden afwijzen is een keiharde belediging van de vriendschap.

Hiermee zeg ik niet dat dit makkelijk is. Zelfstandigheid is een groot goed en privacy ook. Sommige dingen wil en kan je prima alleen doen en oplossen. Beter dan met pottenkijkers zelfs. Maar je bent en blijft een mens en het leven is en blijft het leven. Daar horen heftige tegenslagen bij, teleurstellingen en tranen. Hoe fijn is het dan om iemand te hebben waar je tegenaan kunt leunen, die je alleen maar vasthoudt en je liefheeft.

Nu een niveau verder. Stel, je hebt de hoogste politieke functie in het land. Dan ben je een voorbeeld voor de inwoners van dat land. Je verschijnt vaak in het openbaar, maar de laatste tijd valt het iedereen op dat er iets mis is. Je probeert het te verbergen, ontkent het glashard:

I am feeling very well, and there is no reason for concern.
Angela Merkel

Maar iedereen ziet het. En iedereen voelt het. Nu is er in dit geval geen sprake van een vriendschappelijke of familieband. Sterker nog, er is alleen sprake van een politieke band. Veel onpersoonlijker wordt het niet. En toch zou ik ervoor pleiten dat ook deze persoon eerlijk is. Dat ze zegt: ‘ik voel me niet goed’. Hoe sterk zou dat zijn? Natuurlijk hoeft ze dan niet op details in te gaan of de toehoorders om hulp te vragen. Maar wees gewoon eerlijk. Je niet goed voelen is nooit een reden voor schaamte. Inspireer anderen.

Zo kwam laatst op mijn werk een ervaringsdeskundige vertellen over burn-outs. Hij was daar zo eerlijk over, dat ik hem achteraf bedankte. Niet omdat hij zo veel details had verteld of ons om hulp had gevraagd. Maar omdat hij mij had geïnspireerd om eerlijk te zijn. #perfect bestaat niet, we zijn allemaal mensen. Met onze eigen shit. Instagram is er voor de mooie, oppervlakkige plaatjes. Maar besef dat achter elk profiel een mens schuil gaat, met zijn ellende. Die een ander nodig heeft om die ellende mee te delen.

Vlees- en vegaverhalen

Maaltijden bij de overheid worden vooralsnog niet vleesloos. Het kabinet voelt er niets voor om bij alle catering door de overheid in principe geen vlees meer aan te bieden, behalve als iemand specifiek om vlees vraagt. Dat gaat te ver, reageert minister Carola Schouten (Landbouw) op de suggestie van de Partij voor de Dieren. PvdD-Tweede Kamerlid Marianne Thieme wil dat vlees of vis alleen nog maar extra kan worden besteld, als afwijking van het klimaatvriendelijke standaardmenu.

Een klein berichtje in de Metro op dinsdag 9 oktober j.l. Een onbeduidend kolommetje, waardoor ik bijna van mijn stoel viel. In mijn vorige blog las je hoezeer ik achter de democratie sta. En dat ik vertrouwen heb in autoriteit. En dus in onze overheid, het kabinet, in het algemeen. Maar hier ‘voel ik niets voor’ en ‘dit gaat te ver’.

Inmiddels weten we allemaal dat het met het klimaat niet zo goed gesteld is. En dat is geen stoffig verhaal, het is iets waar we allemaal mee te maken hebben. Het komt er kort gezegd op neer dat we met zijn allen ons stinkende best moeten doen, willen we onze planeet nog kunnen redden. Het Nederlandse kabinet loopt hierbij een beetje achter, zo bleek op diezelfde dag van dit berichtje. Om het recht op leven en op eerbiediging van de privésfeer van de Nederlandse burgers te waarborgen, zullen ze net iets harder moeten lopen. Denk aan windmolens en dat soort duurzame initiatieven.

Hun zaak, zou je kunnen denken. Niet mijn probleem, of nou ja, eigenlijk wel, maar zij lossen het maar op. Zou kunnen. Maar als er iets belangrijk is in deze kwestie, en eigenlijk in elke kwestie waar mensen een hoofdrol in spelen, is het samenwerking. Solidariteit. Alle neuzen één kant op. We gaan ervoor. Met z’n allen. Je weet wel, wat je ook voelt als het Nederlands elftal speelt. En wint ook nog. Daarom moet jij er ook je steentje aan bijdragen. Neem groene energie, eet minder vlees, koop een elektrische auto. Natuurlijk weet ik ook wel dat die auto’s super duur zijn. Doe dan in ieder geval wat je kunt. Want als jij niets doet, doet een ander het ook niet voor je. Samen kunnen we misschien nog net de wereld redden.

Maar dan moeten we het ook écht samen doen. Ook jij, Carola Schouten. Een kabinet dat windmolenparken plant en waterpompen voorstelt, dat is een goede stap. Dat geeft het goede voorbeeld. Maar wat voor goed voorbeeld ben je, als vlees eten de norm blijft? Wat is erop tegen om het optioneel te maken? Vlees wordt niet verboden. Vlees blijft beschikbaar. Als jij gesteld bent op je broodje ham, kruis je een hokje aan en krijg jij je broodje ham. Vind je een broodje kaas of jam ook oké, dan hoef je niet eens iets te doen. Jij krijgt je broodje en je maakt de wereld een ietsiepietsie beter. Je laat Nederland zien dat je het belangrijk vindt allemaal, dat klimaatgebeuren. Je neemt ons serieus.

En wie weet, in 2118, komt het in een geschiedenisboek. Carola Schouten was consequent. Ze heeft Nederland geïnspireerd minder vlees te eten. En de wereld werd gered. Wie weet.

Update 20 november 2018:

Diners georganiseerd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW), zijn voortaan standaard vegetarisch. Wie toch vlees of vis wil, moet dat van tevoren doorgeven.

Hoera! Het eerste (kleine) stapje is gezet. Op naar uitbreiding van het concept ‘Carnivoor? Geef het door!’

De macht van het rode potlood

Op de dag dat ik 18 werd, vond ik twee dingen belangrijk: ik meldde me aan bij het donorregister en ik verheugde me erop dat ik zou mogen stemmen. Sinds 2008 mocht dat, met uitzondering van het jaar 2013, elk jaar minimaal één keer. Voor het waterschap, het Europees Parlement, de Tweede Kamer, de gemeenteraad en een referendum. Komende woensdag is het weer zover. Ik mag weer stemmen. En jij ook.

De stem van het volk
Al 160 jaar mag er gestemd worden in Nederland. Over dat wat democratie heet, wil ik een aantal dingen kwijt. Ten eerste is mogen stemmen een groot voorrecht. Wij bepalen hoe Nederland er de komende tijd uit gaat zien. Je stemt op de persoon, de partij, de visie waarvan jij denkt dat die goed is voor het land. Of voor de provincie, de gemeente of waarvoor je dan ook mag stemmen. Met jouw stem oefen je invloed uit. Natuurlijk is jouw stem er één van velen, maar ook een beetje invloed is invloed. Alles bij elkaar opgeteld zijn het er toch behoorlijk wat. Ik vind het dan ook retebelangrijk om te stemmen. Wie niet stemt, verliest alle recht op klagen. Als je verandering wilt, ga dan stemmen. Je hebt invloed. Echt waar. O ja, en stel je nou eens voor dat je niet zou mogen stemmen. Dat er geen democratie zou zijn maar een dictatuur, bijvoorbeeld. Dat één persoon alles zou bepalen. Dan heb je pas weinig invloed. Of eigenlijk geen. Dus ja, democratie is echt fijn en maak er vooral gebruik van.

De overtreffende trap
Over wat je ‘de ultieme vorm van democratie’ zou kunnen noemen, heb ik ook wel iets te zeggen. Bij een referendum mag je voor of tegen een bepaalde wet stemmen. Best veel directe invloed dus. Fijn voor iemand die zo blij is met democratie, zou je zeggen. Maar als je een beetje een beargumenteerde keuze wilt maken, moet je je inlezen. Zo’n wet is vaak uitgebreid en ingewikkeld. Ik heb daar simpelweg geen zin in, maar kan dat ook helemaal niet. Politici hebben de kennis en ervaring die nodig is om te bepalen of zo’n wet er moet komen. Wij kiezen hen, zij bepalen uit onze naam wat er vervolgens gebeurt. Niks mis met een beetje vertrouwen in autoriteit. Democratie hoera, maar je kunt ook overdrijven. Afschaffen dus, dat referendum.

De voorbereiding
Voordat ik ga stemmen, bereid ik me voor. Omdat ik een beargumenteerde keuze wil maken. In tegenstelling tot een referendum, is dat bij ‘gewone’ verkiezingen wat minder ingewikkeld. Ik doe in ieder geval een stem- of kieswijzer en kijk welke partijen vinden wat ik vind. De stemhulp voor mijn gemeente is best goed. Zo is er een stelling ‘Gemeentebelasting moet omlaag’. Veel partijen zeggen daar ja of nee op. Eén partij reageert dat dit voor hen geen issue is. Belastingverhoging of -verlaging is het gevólg van een issue. Leg uit wat je wilt en als dat tot gevolg heeft dat de belastingen veranderen, kan je dat noemen. Mooi dat die partij door deze stelling opvalt. Er zijn partijen die één issue tot hun speerpunt hebben gemaakt. Zij zetten zich volledig in voor iets, of juist tegen iets. Er zijn ook partijen die voor veel issues een plan hebben. Voor ieder wat wils.

Wat je ook doet woensdag, gebruik je hersens. En je rode potlood.

Help rokers de wereld uit

Advocate Bénédicte Ficq klaagt de tabaksindustrie aan. Ze vertelt hierover in onderstaand fragment van De Wereld Draait Door. Fabrikanten van sigaretten stoppen gevaarlijke stoffen in hun producten. En verslavende stoffen, waardoor je, eenmaal begonnen, lastig kunt stoppen. No shit, Sherlock.

Bénédicte Ficq over haar aanklacht tegen de tabaksindustrie

Ik had al eerder over haar initiatief gehoord. Eerst vond ik het onbenullig en naïef wat ze doet. Iedereen weet toch dat roken niet bepaald goed voor je is? Vroeger, toen de wetenschap nog niet zo ver was, en mensen niet zo goed op de hoogte, was het anders. Naar bejaarden die roken, kijk ik dan ook heel anders dan naar jongeren die dit doen. Want nu weet iedereen het. Beginnen met roken is een bewuste keuze. De tabaksindustrie is er niet om je een gezonde oude dag te bezorgen. Dat is ook helemaal niet wat ze claimen. Geen sigarettenmerk heeft als slogan: ‘steek er één op en je gezondheid wordt top’. Het is eerder: ‘steek er één op en je voelt je top’.

En dat is nou juist het probleem. Niemand begint met roken om lange termijnredenen. De korte termijn is hierbij het sleutelwoord. Kortstondig genot. Erbij willen horen. Iedereen doet het. Laat ik het ook eens proberen. Willen de rokers die bij hun eerste sigaret dachten: ‘zal ik dit wel doen, misschien ga ik er dood aan’, zich bij mij melden? Degenen die het dachten en toch die sigaret oprookten, tellen niet mee. Zeker niet diegenen die er daarna nog eentje op staken.

Natuurlijk ben ik zelf geen heilige. Ik houd ook van kortstondig genot. Ik wil er ook graag bij horen. Gelukkig rookt(e) bijna niemand in mijn omgeving. Mijn ouders niet, de meeste van mijn vrienden niet. Dat helpt natuurlijk. Ik kan zelfs met trots zeggen dat ik nog nooit een trekje van een sigaret heb genomen. Kan ik dan oordelen over rokers? Als ik niet weet hoe een sigaret smaakt? Ja. Want ook ik ben weleens in de verleiding gekomen. Ook ik ben wel eens op een feestje geweest dat zich voornamelijk op het balkon afspeelde, vanwege de rokers. Daar ging ik dan ook wel bij staan, maar zonder sigaret. Het draait toch vooral om het niet beginnen. Nee zeggen tegen die aangeboden sigaret. Weerstand bieden tegen de menselijke zwakte.

Mijn mening over rokers zou je behoorlijk negatief kunnen noemen. Begin niet, dat bespaart je een hoop ellende. Toch ben ik bijgedraaid wat betreft het initiatief van Bénédicte Ficq. Ik ben nu eenmaal een wereldverbeteraar. Laten we mensen tegen zichzelf beschermen en sigaretten uit de wereld helpen. Ze zijn al uit openbare gebouwen, de meeste woningen en sommige plekken in de open lucht geweerd. Kleine stap naar de rest van de wereld. Laten we de keuze wegnemen. Als er geen sigaretten meer zijn, zal niemand er meer voor kiezen om te beginnen. Het enige voordeel van sigaretten is dat sommige mensen er geld mee verdienen. Mijn standpunt, als wereldverbeteraar, is dat zolang het nadeel is dat er mensen aan sterven, daar geen voordeel tegenop weegt. En zeker niet als dat voordeel geld is.

Mijn taalmaatje en ik

Op nog geen 100 meter lopen van mijn huis volg ik vier weken lang een cursus bij Humanitas. Vier bijeenkomsten van 2 uur. Er wordt me geleerd hoe het is om met iemand te communiceren als je elkaars taal niet spreekt, andere gewoontes hebt en elkaar wilt begrijpen. In een groep van zo’n tien vrijwilligers doen we opdrachten. Zo komt er iemand binnen die een Slavische taal spreekt, en ons niet verstaat. Ze probeert ons duidelijk te maken dat we moeten gaan staan en weer gaan zitten. Onze pen moeten pakken en weer neerleggen. Na veel herhaling beginnen we haar te verstaan en begrijpen. Haar handgebaren en woorden die op bekende talen lijken, helpen hierbij. Na deze cursus krijg ik een certificaat. Het is zover: ik ben taalmaatje. Op een warme dag maak ik kennis met mijn taalmaatje: Nadia*.

Nadia komt oorspronkelijk uit Bagdad, Irak. Ze studeert aan de universiteit. Tien jaar na haar bruiloft vlucht ze met haar man naar Nederland. Ze vindt in Almere een klein, maar mooi huisje en krijgt een zoontje, Pavel. Afgelopen jaar reisden Nadia en Pavel naar Irak om hun familie te bezoeken. Dit was de eerste keer dat Pavel zijn opa en oma zag. Hij was heel blij, omdat hij nu eindelijk aan klasgenootjes kon vertellen dat ook hij een opa en oma heeft.

Nadia’s hobby’s zijn lezen en muziek. Ook is ze geïnteresseerd in astrologie en ze maakt haar eigen kleding. Haar man moet vaak naar het ziekenhuis en Nadia brengt hem dan. Ze maakt zich zorgen om Pavel, die niet veel vriendjes heeft in de klas. Met de ouders op Pavels school en haar buren heeft Nadia weinig contact; ze heeft het idee dat sommigen haar niet vertrouwen of niet begrijpen. Haar leven in Irak is niet te vergelijken met dat in Nederland. Daar was ze succesvol, hier bekommert ze zich vooral om anderen en zit zelf veel thuis. Toch geeft ze niet op: ze meldt zich aan voor het taalmaatjesproject en doet haar uiterste best de taal nog beter te beheersen.

Elke week breng ik een uur door bij Nadia thuis. We lezen samen de lokale krant en horoscopen in een tijdschrift. We bezoeken de bibliotheek en gaan naar de supermarkt. We gaan op zoek naar een geschikte sportschool. Ik leg haar uit dat ze voor een second opinion naar een andere huisarts kan, wanneer ze oorpijn heeft die maar niet over gaat. Ik laat haar de locatie van een schooluitje zien, waar ze bij gaat helpen, op Google Maps. We buigen ons samen over een Nederlands boek met naaipatronen. De week erna laat ze trots het resultaat zien: twee mooie tunieken. Ze vertelt me wat de Koranteksten betekenen die bij haar thuis aan de muur hangen.

Nadia is een hoopopgeleide, vriendelijke vrouw. Elke week ben ik welkom bij haar thuis, om samen te praten en te lezen. We lachen ook veel. Over een paar weken ga ik voor het laatst bij haar op bezoek. We gaan naar een restaurantje, waar ik haar zal trakteren op een kop thee met taart. Als dank voor haar vertrouwen en haar verhaal**. Taalmaatje zijn is én taalmaatje zijn én maatje.

Zelf taalmaatje worden? Humanitas Taalent

*Vanwege privacy zijn de namen in dit verhaal gefingeerd
**Update 17/10/2017: inmiddels is Nadia met haar gezin teruggegaan naar Irak. Daar is het nu weer veilig. Ze zijn omringd door familie en Nadia is hoopvol over haar toekomst
 

 

Weer thuiskomen

Na vier en een half jaar verwacht je natuurlijk geen update meer van deze blog! En toch is dat precies wat er nu gebeurt. Een allerlaatste, verrassende, positieve update.

Afgelopen januari vertrok ik namelijk met mijn vriend Paul naar Zuid-Afrika, voor een roadtrip van vijf weken. We begonnen onze reis in Kaapstad, bij Clive. Jawel, dezelfde Clive als vier jaar geleden! We huurden een auto en reden langs de kust van dit prachtige land. Anders dan de vorige keer zagen we nu nóg meer van de cultuur en de mensen. Wat een diversiteit aan natuur! We verbleven dan weer in een hotel in een grote stad, dan weer in een traditionele hut aan het einde van de wereld. Zonder twijfel raad ik iedereen aan dit land eens te bezoeken. Je zult je geen moment vervelen.

Na zo’n vier weken kwamen we aan in Durban. We overnachtten daar in een Airbnb in the Bluff, op hooguit 500 meter van Isiaiah 54. Op het moment dat we deze buurt binnenreden, wist ik de weg. Eerder tijdens deze reis had ik natuurlijk momenten van herkenning: Kaapstad, Clive, Simon’s Town, de Afrikaanse manier van leven, de warmte. Maar dit had ik niet eerder gehad: ik wist welke straat we in moesten en waar de supermarkt zat. Voor iemand met het richtingsgevoel van een aap best bijzonder, aan de andere kant van de wereld. Blijkbaar had dit vier jaar lang ergens in mijn hoofd gezeten!

Ik belde met Glynnis of we langs konden komen en dat was geen probleem. Die dag deed ik waarvan ik dacht dat ik het nooit zou durven: ik reed de super steile weg van het project in en parkeerde de auto op de handrem. De ultieme hellingproef. Auntie Zama ontving ons hartelijk. Na wat herinneringen opgehaald te hebben (over onder andere de Inekes en de Haribo van Albertine) leidde ze ons rond. Wat was het project opgeknapt! Nieuwe verf, hier en daar een extra deur en een nieuwe keuken. Inmiddels waren alle kinderen van toen geadopteerd of terug naar familie, erg goed om te horen. Natuurlijk waren er wel weer nieuwe kinderen, die hier ook weer een liefdevol (tijdelijk) thuis kregen. De vorige keer dat ik hier was, lagen er tegels in de voortuin. Nu stond er een speeltuin! Op de foto zie je deze speeltuin, mét Paul op de schommel. Eindelijk kon hij dan met eigen ogen zien waar ik vier jaar geleden voor was gekomen.

isiaiahvoortuin

De vorige keer ging ik naar Zuid-Afrika met een flinke zak geld, gekregen van jullie allemaal. Aan het einde van mijn reis schreef ik dat ik het grootste gedeelte daarvan achterliet op de grote hoop. Voor de structurele kosten, zodat het project kon blijven bestaan. Mede dankzij jullie konden Paul en ik nu dus zien dat er weer nieuwe kinderen opgevangen werden, in een vernieuwd huis met prachtige speeltuin. Pas nu besef ik dat dat onder andere door jullie donaties komt en dat ik jullie daar dan ook heel dankbaar voor ben. Vandaar deze allerlaatste update.

Na met Glynnis en Youandi gesproken te hebben, reden we nog even langs het vrijwilligershuisje waar ik begin 2012 twee maanden lang woonde. Met een positief gevoel verliet ik een week later Zuid-Afrika. Het land dat voor even mijn thuis was, mij vier jaar later opnieuw zo hartelijk verwelkomde en dat voor altijd een speciaal plekje behoudt. Nu weet ik wat mensen bedoelen met het cliché ‘home away from home’. Ik heb het mijne gevonden.

Deze blog werd ook geplaatst op 25-08-2016, op mijn weblog van Be More: suzannemeijer.be-more.nl

In een vluchtelingenopvang (2)

Twee maanden later ben ik weer op de Haaksbergweg, vlak na de aanslagen in Parijs. Ik was bang dat iemand het in zijn hoofd zou halen de mensen in het kantoorpand iets aan te doen. Ik heb mijn medemensen onderschat: de mini-maatschappij die hier inmiddels gevormd is, gaat stug door. In de hal zie ik een aantal bekende gezichten, zowel van de mensen waar ik mee werk als die waar ik voor werk. Om me heen hoor ik veel Nederlandse woorden en enkele voorzichtige zinnen. Naast Arabische woorden, die me inmiddels ook vertrouwd in de oren klinken. Een vrouw komt twee vuilniszakken toiletspullen brengen. Ze heeft geld ingezameld en daarvan de halve Kruidvat leeg gekocht. Ik hoor dat er een vrouw op de vierde verdieping is die bijna gaat bevallen en probeer me voor te stellen hoe zij zich moet voelen. Dat lukt niet. In de lift staat een man met nat haar. Hij vertelt dat hij is gaan douchen, maar zijn handdoek vergeten was. We lachen er samen om.

Vanuit Maastricht brengt een bedrijf zakken met aardappelen, vlees en salade. Deze brengen we naar boven, naar de keuken. Een medewerker verwarmt de aardappelen en het vlees in grote ovens, wij maken de salade aan met extra’s die we in de koeling vinden. Het fruit wordt bewaard voor de volgende dag, overvloed is hier onbekend. Met plastic mesjes snijden we 20 komkommers. We vullen 400 plastic bekertjes met water en sap. Het sap is over van een feest en is bijna over datum, het moet dus snel op. Een klein meisje komt om de hoek kijken. Van haar ouders moet ze alvast in de rij gaan staan. Ze is een uur te vroeg en de beveiliging stuurt haar weg. Met de lift komt een groep mensen met muziekinstrumenten naar boven. Ze installeren zich op de plek waar mensen straks komen wachten op het eten. Wanneer ze beginnen met spelen, verzamelen kinderen zich als publiek. Met open monden kijken ze naar de vreemde instrumenten. De dapperste loopt naar voren en tuurt in een klarinet. Ze willen niet met ons dansen, maar klappen en lachen doen ze volop. Een klein feestje. Het publiek groeit en wij duiken de keuken in.

Met volle bakken met eten komen we terug en er worden rijen gevormd. Weer zie ik bekenden en hoor ik Nederlandse woorden en zinnen. De jus is niet erg populair, de knoflooksaus des te meer. Sommige moslims eten liever geen vlees, omdat ze niet zeker zijn of het halal is. Enkele Eritreeërs eten op bepaalde dagen geen vlees. De aardappels zijn niet bij iedereen geliefd, maar de salade is een groot succes. Als iedereen gehad heeft, komen sommigen voor de tweede ronde. Met name volwassen mannen. Ik probeer iedereen even veel te geven en met een volle buik naar bed te laten gaan. Voor een aantal vrouwen hebben we wat achtergehouden, die komen wat later omdat ze vandaag naar de sportschool zijn geweest. Na twee uur scheppen heb ik een lamme arm, is de salade op en zijn de meesten weer naar beneden. Dan eet ik zelf wat aardappels met een stukje vlees. Wat overblijft, moet weg. We maken de keuken schoon en doen het licht uit. Op de verdiepingen wordt het steeds stiller. Sommige kinderen blijven rondrijden op hun stepjes, hun ouders slapen misschien al. Hopelijk zonder nachtmerries.

 

Dit was mijn laatste dienst op de Haaksbergweg. Ik heb er veel energie in gestopt en ga mezelf nu weer opladen. Er zijn genoeg minder intensieve initiatieven waar ik me bij kan aansluiten, zoals het sturen van kaartjes aan vluchtelingen om de moed erin te houden. Of het verzamelen van boeken bij bibliotheken in Amsterdam, zodat mensen iets te doen hebben en Nederlands kunnen leren. Want of en hoe lang ze hier ook blijven, elk mens heeft het gevoel nodig waardevol te zijn. Het was een bijzondere ervaring de mensen op de Haaksbergweg te leren kennen. Ik was niet eerder in een kantoorpand gevuld met helden.

In een vluchtelingenopvang

In het voormalige ING-kantoor aan de Haaksbergweg, vlak bij de Arena, is de hal gevuld met mensen die zitten of staan, koffie drinken en met elkaar praten. Kinderen schieten voorbij op stepjes en skates. Ik laad mijn kofferbak vol met dekens en winterkleding uit in het magazijn. Dat is afgeladen met karren vol kleding, speelgoed, dekens en toiletspullen. Allemaal gedoneerd. Soms vind ik een tekening tussen de spullen. Daarop staat welkom van Damian, 5 jaar. Ik sorteer, alles wordt gewassen en dan naar de winkel gebracht. Daar staan mensen soms wel een halfuur in de rij om binnen een paar minuten enkele items uit te mogen zoeken. Daarna moeten ze plek maken voor de volgende groep en is het wachten tot morgen; hun volgende kans op deodorant, een winterjas en een broek voor hun kind. Vuile kleding kunnen ze laten wassen. Over de portofoon komt het bericht dat een jongen van 17 op de bovenste verdieping uit het raam wilde springen. Iemand kon hem tegenhouden en hij wordt door de politie afgevoerd.

In de kinderruimte, 5 verdiepingen lager, houd ik met enkele andere vrijwilligers toezicht op een stuk of 15 kinderen tussen 5 en 15 jaar. Met name Syrische kinderen, maar ook enkelen uit Eritrea en Afghanistan. We verstaan elkaar nauwelijks, maar met gebaren en enkele woorden speel ik memory, klei een eend en bouw een huisje. We nemen het niet zo nauw met wie er aan de beurt is en wie er wint. Een Eritrees meisje wordt weggeduwd door een Syrische, zij mag niet meedoen. Ze huilt hartverscheurend; oorlog in het klein. Ik krijg armbandjes om mijn pols geschoven en loop hand in hand met de kleinsten door de gang. Een verdieping lager ontstaat commotie: mensen zitten hier zo op elkaars lip dat er soms een beveiliger aan te pas moet komen om ze uit elkaar te halen.

Dan is het etenstijd en worden op de bovenste verdieping twee rijen gevormd: mannen en vrouwen. In de keuken staan vrijwilligers uit drie grote bakken rijst, groente uit blik en ragout te scheppen. Op het brood moet nog even gewacht worden, dat is nog bevroren. Iedereen zoekt een plekje en eet al kletsend zijn bord leeg. We moeten weer aan de slag: vanavond nog komen er 150 extra mensen deze kant op. Samen klappen we veldbedden uit op een nog ongebruikte verdieping, leggen er schone lakens, dekens, kussens en een handdoek op. In sommige ruimtes staan wel 30 bedden en er zijn niet genoeg kussens voor iedereen. Dan maar een extra fleecedeken. Iets na middernacht komen ze uiteindelijk aan vanuit Ter Apel. Ze kunnen hier slapen, douchen in de hokjes buiten en een maaltijd eten. Bed, bad, brood. Dan is het wachten op de volgende stap in de procedure, of op de bus die hen naar de volgende locatie brengt.

Tegen die tijd lig ik al in bed. Mijn eigen bed, in mijn eigen huis, met mijn eigen pyjama aan. Volgende week mag ik weer.

 

Het nieuws over vluchtelingen in de media raakte me: mensen die oorlog ontvluchtten en veiligheid zochten. Ik wilde dolgraag iets doen, hoe kon ik mijn vrije dag immers beter besteden? ‘Helaas’ was in mijn eigen regio (nog) geen hulp nodig, aldus de oproepdienst Ready2Help van het Rode Kruis, maar in Amsterdam wel. Via deze Facebookgroep meldde ik me aan als vrijwilliger bij het Leger des Heils. Ik kon aangeven welke data ik beschikbaar was en welke dienst ik dan wilde draaien (7:00-15:00 of 15:00-23:00 uur). Op de Haaksbergweg worden vooral gezinnen opgevangen, aan de Havenstraat met name mannen en aan de Flierbosdreef jonge moeders. De Facebookpagina vermeldt hoe je je kunt aanmelden als vrijwilliger en welke spullen het hardst nodig zijn op elke locatie.

Het liefst zou ik willen roepen dat iedereen moet komen helpen, spullen moet doneren, geld moet inzamelen. Maar het lijkt me beter dat je doet wat je kunt en wat goed voelt. Maak vooral je eigen keuze, nu je weet hoe het in een noodopvang kan zijn. Want de keuze, die heb je.

Het gezond verstand van de burger

Een democratie is een goede bestuursvorm van een land, vind ik. Iedereen mag zeggen wat ‘ie wil, en daar wordt meestal nog naar geluisterd ook. Op basis van wat de burger wil – lees: op welke partij hij stemt – neemt de regering beslissingen en maakt wetten. Wie kan het daar nou niet mee eens zijn?

Nou, ik. Soms dan. In het geval van overmatige bescherming en betutteling. Soms op initiatief van de regering, maar soms ook omdat de burger er zelf om vraagt. Als voorbeeld van dit eerste geval, noem ik een stelling uit het Kieskompas.

Het waterschap
Over een paar weken zijn er verkiezingen voor de waterschappen. Een waterschap is een bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor de waterhuishouding in een bepaald gebied. Nederland telt 24 waterschappen, waarvan de grenzen verdacht veel overeenkomen met die van de provincies. Het Kieskompas legt je 30 stellingen voor, waarna je aan kunt geven in hoeverre je het hier wel of niet mee eens bent. Eén van de stellingen is: ‘het waterschap moet geld uittrekken om burgers te ontmoedigen om hun tuin te betegelen’. Het staat er echt, en het gaat over ‘hun tuin’, de tuin van de burger zelf. Nu heb ik zelf alleen een balkon, maar ik zou toch flink pissig worden als wie dan ook behalve ik zou gaan bepalen hoe ik dat kleine stukje zou moeten inrichten. Zonder al te populistisch te willen klinken, durf ik hierover te zeggen dat de overheid dan maar lekker veel bomen in de straat moet gaan planten als dat beter is voor het milieu en de waterhuishouding. Maar Jan op de hoek heeft heus genoeg gezond verstand om hier zelf over te beslissen.

De kinderreclame
Een ander voorbeeld waarin de regering zich via via onnodig bemoeit met de burger, is het volgende geval. Vorig jaar is de regelgeving wat betreft reclame over levensmiddelen voor kinderen aangescherpt. In 2013 liepen er zo’n 240.000 kinderen rond in Nederland met (al dan niet ernstig) overgewicht. Ik begrijp de motivatie om dit aantal terug te brengen, maar toch wringt er iets. Zo schrijft de Consumentenbond over ‘slinkse marketingtrucs’ waarop kinderen worden verleid. Reclames tonen cadeautjes, idolen en spelletjes op de verpakking. We hebben het hier over reclames, over marketing. Natuurlijk wordt er gebruik gemaakt van dit soort trucs, aangezien er producten zijn die zo aantrekkelijk mogelijk moeten worden. Dan kunnen we met zijn allen hard roepen dat die arme kinderen erin geluisd worden en hup, obesitas krijgen, maar als je als ouder een beetje oplet, zal dat wel meevallen. Je doet zelf de boodschappen, en als de kinderen wat ouder worden, heb je ze hopelijk geleerd wat goed voor ze is. Eten ze dan toch te veel, omdat die reclames zo slinks zijn, tja, dan ligt dat toch ook een beetje aan het kind. Ook kinderen hebben gezond verstand, dat kunnen ze best gebruiken.

De budgetpolis
Over gezond verstand gesproken; mijn laatste voorbeeld. Deze slaat op bemoeienis waar de burger zelf om vraagt. Eén keer per jaar kun je van zorgverzekering veranderen. Zo ook vorig jaar, en in december werd er dan ook volop geadverteerd met goedkope polissen en aanbiedingen bij verandering van verzekeraar. Aangezien zuinigheid een Hollandse eigenschap is, koos men massaal voor de goedkoopste varianten. Nu, twee maanden later, druppelen de soms schrijnende gevallen binnen. De zorg wordt slechts in enkele ziekenhuizen vergoed (lastig als je niet mobiel bent). Medicijnaanvraag kan enkel digitaal (lastig voor ouderen). Niet alle zorg wordt vergoed (lastig als je veel zorg nodig hebt). Er kwamen boze reacties van burgers: de budgetpolis moest verboden worden, ze waren erin geluisd. De regering schrok en iemand riep dat daar inderdaad wel wat aan gedaan moest worden. Maar het probleem zit niet in die polissen en hun uitgebreide voorwaarden. Wat betreft de prijzen van de polissen, dat zou natuurlijk wel een overheidsvraagstuk kunnen zijn: meer investeren in zorg maakt goedkopere zorg en lagere polissen. Maar daarover gaat het nu even niet. Het probleem is dat mensen niet, of niet goed genoeg, die voorwaarden lezen. Natuurlijk is dat geen leuk klusje, en het is ook ingewikkeld allemaal, maar het is het waard. Kies een polis die bij jouw zorgbehoeftes past, en niet alleen bij je portemonnee. Vraag je buurvrouw of vriendin desnoods om even mee te kijken – zeker in het geval van ouderen zullen die in de buurt zijn als mantelzorger, maar daarover gaat het nu ook even niet – en gebruik je gezonde verstand.

Natuurlijk, de regering en verschillende instanties als de Consumentenbond zijn er óók om de burger te beschermen. Maar overbezorgdheid maakt mensen lui. Dan gaan ze niet meer naar de stembus en doet de regering vervolgens maar wat, omdat zij het ook niet weten. Denk zelf na, dat houdt onze democratie scherp.

Vergeten

Een hele stichting is eraan gewijd: de vergeten groentes. Deze stichting organiseert onder andere kookworkshops om de vergeten groentes weer terug te brengen in het geheugen van de hedendaagse mens. Wat zijn we nog meer vergeten?

Aardbeispinazie, liefdesappel-paprika, Brave Hendrik. Een selectie van groentes die tegenwoordig nog maar weinig gegeten worden. Aan de naam zal het niet liggen. Nee, zegt de stichting, het komt doordat oude rassen zijn vervangen door nieuwe. Of een groente is gewoon helemaal afgeserveerd vanwege zijn heftige smaak. Als mensen het niet lekker vinden, wordt het niet meer gekocht én dus niet meer verkocht. Dan verdwijnt een zure winterpostelein naar het verdomhoekje. Smaak is dus bepalend in het geval van de vergeten groentes. Nu had Artis twee zomers geleden een campagne rondom een andere vergeten categorie, namelijk het vergeten dier. Er kwam een app, meneer Aart gaf informatie en door het park werd een speurtocht uitgezet langs alle dieren die al jaren door bezoekers vergeten worden. Zou deze categorie ook ontstaan zijn door de menselijke smaak?

Verstoppen
Brede flappentak, dwergoeistiti, axolotl. Weer kan het de naam van het beestje niet zijn die mensen afschrikt. Bij de eerste twee is de reden simpel: je ziet ze niet. De flappentak lijkt sprekend op het blad waar hij op zit en de oeistiti is het kleinste aapje ter wereld. De axolotl is dan weer een geval apart. Die is gewoon te raar. Een soort vis, maar ook een salamander en een larve. Dat vinden de mensen te moeilijk, ze willen weten naar welk dier ze staan te kijken. En daarom lopen ze hem maar voorbij, op zoek naar de tijger. Je kunt dus beter maar niet te weinig opvallen of te moeilijk zijn, dan red je het niet in de populaire dierenwereld. Er is nog één categorie van vergetenen, die nog veel meer vergeten is. Dat is die van het vergeten woord.

Verlornen (1)
Van a tot zwoer gaat de huidige lijst van vergeten woorden. Opgesteld door iemand die erg van taal houdt. A betekent water of rivier, en zwoer betekent eed. En zo is er dus een hele lijst opgesteld met woorden die ooit in de Nederlandse taal gebruikt werden, maar die nu bijna niemand meer kent. Behalve misschien nog een oud boertje zonder gebit in een stoffige stal. Van a is wel te bedenken waarom het niet meer gebruikt wordt: men ging er vanuit dat er iets ontbrak. Een woord van één letter, dat kan niet kloppen. Maar zwoer, daar is niks mis mee. De reden dat de woorden toch vergeten zijn, is dat er op een gegeven moment simpelweg te veel woorden waren. In gedichten werd voor elk begrip, voorwerp of gevoel verschillende woorden gebruikt om het leuk te houden. Totdat men het dichten zat werd; het werd te verwarrend. Ha, daar heb je hem weer, net als bij de axolotl. Kortom: wil je niet vergeten worden, zorg dan dat je in de smaak valt, opvalt en niet te moeilijk doet. Maar dat kun je meteen ook wel weer vergeten.

(1) Verloren raken, verloren gaan.

 

Dit artikel werd eerder geplaatst op 24-5-2014, in de rubriek ‘Ook dat nog’ van Nadelunch.com